In deze Belgische stad hebben veel inwoners een patiënt in huis. Niet voor even, maar decennialang

Shari Hermans, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

In de Belgische stad Geel vinden al eeuwenlang psychisch kwetsbare mensen onderdak bij andere inwoners. „Wat precies de diagnose is, daar zijn de gastgezinnen helemaal niet in geïnteresseerd.”

Er valt iets op als je rondloopt op de wekelijkse markt in de Belgische stad Geel. Het kan zijn dat er iemand opeens hard roept. Of dat iemand je hand vastpakt om samen een rondje over de markt te lopen. Toch kijkt niemand op of om als zoiets gebeurt. Want hier maken zo’n honderd psychisch kwetsbare mensen onderdeel uit van een pleeggezin, niet voor een paar maanden of enkele jaren, maar decennialang.

De oorsprong van deze vorm van zorg ligt in de dertiende eeuw, toen in Geel een kerk werd gebouwd voor Sint Dimpna, beschermheilige van de geesteszieken. Bedevaarders trokken naar Geel op zoek naar genezing, zij vonden onderdak bij de plaatselijke bevolking. Nu, zeven eeuwen later, zit deze vorm van psychiatrische zorg verankerd in het dna van Geel. VN-organisatie Unesco heeft het psychiatrische zorgmodel erkend als immaterieel werelderfgoed.

„De gezinnen die ik bezocht waren allemaal verschillend. Sommigen hadden kinderen, anderen waren gepensioneerd, maar één ding hadden ze gemeen: deze mensen worden echt helemaal opgenomen in het gezin. Ze gaan mee naar verjaardagen, familiebezoek, soms zelfs op vakantie. Ooit werden er in Geel drieduizend mensen opgevangen. Toen was het heel gebruikelijk dat een pasgetrouwd stel nog voordat het kinderen had een psychisch kwetsbaar persoon opnam.” Inmiddels is het steeds lastiger om gastgezinnen te vinden en zijn het vaak mensen die net zijn gepensioneerd of van wie de kinderen onlangs zijn uitgevlogen.

Maar deze vorm van gezinsverpleging blijft vanzelfsprekend in Geel. „Ik sprak iemand in het museum en die zei: er wordt hier weinig verschil gemaakt tussen mensen met psychische bagage en zonder. We zijn inclusief zonder dat we het doorhebben.”