Hoeksteen van Shells vergroening loopt forse vertraging op
Energietransitie
De biobrandstoffenfabriek van Shell bij Pernis is er niet voor 2030, mede als gevolg van kostenoverschrijdingen en vertragingen.
Wie begin dit jaar op het industrieterrein van Shell bij Pernis rondliep, kon het al zien aankomen. Daar, vlak bij de gigantische, internationaal toonaangevende raffinaderij van het olie- en gasbedrijf, werkte Shell officieel aan de bouw van een nieuw paradepaardje: een enorme biobrandstoffenfabriek.
Maar gewerkt werd er eigenlijk niet, of nauwelijks althans. Tussen de glimmende, stalen constructies en pijpleidingen liep slechts een enkele bouwvakker. Hier en daar lagen wat bouwmaterialen opgestapeld. Maar veel daarvan leek onaangeroerd.
Wie goed luisterde, hoorde toen al dat het project geplaagd werd door kostenoverschrijdingen en vertragingen. Niet veel later, in maart, maakte Shell bekend dat de deadline voor het project opnieuw werd uitgesteld naar „de tweede helft van dit decennium” (waar de fabriek oorspronkelijk dit jaar klaar moest zijn), nadat dat in 2022 ook al eens gebeurde.
Pijnlijke stap
En dinsdag bleek dat zelfs die termijn ‘maximaal’ wordt genomen: het project zal nu op zijn vroegst pas „eind dit decennium” klaar zijn, kondigde Shell in een persbericht aan. Het bedrijf last voorlopig zelfs een „tijdelijke” bouwpauze in omdat de problemen simpelweg te groot zijn.
Voor Shell is dat een pijnlijke stap – om meer dan één reden. De biobrandstoffabriek geldt als een hoeksteen van Shells vergroeningspogingen (al vinden critici dat biobrandstoffen nog steeds niet schoon genoeg zijn). Volgens Shell zou er jaarlijks 820.000 ton gemaakt gaan worden, waarmee de fabriek een van de grootste van Europa zou worden. Van oud frituurvet, landbouw- en slachtafval wil Shell er biodiesel en bio-kerosine gaan maken.
[…] Bij de aftrap van het project zei Shell dat de fabriek zo een CO2-besparing kon opleveren van 2,8 miljoen ton per jaar – het equivalent van de uitstoot van een miljoen auto’s.