De boer van de toekomst zaait elke paar meter een ander gewas

Strokenteelt Land van Ons Hooghalen” by JakobHosp is licensed under CC CC0 1.0

In Flevoland experimenteren wetenschappers met een nieuw soort akkerbouw, die goed is voor de natuur én voor de boer: strokenteelt.

In de drie meter brede strook met veldbonen lopen spinnen en torretjes over de grond. Hommels zoemen af en aan. Zo ziet senior onderzoeker agro-ecologie Wijnand Sukkel het graag. „Hommels zijn betere bestuivers dan honingbijen”, zegt hij. Op een veldboonplant ziet hij een bruin soldaatje, een keversoort. „Dat is goed, want dat is een luizeneter, en luizen willen we hier niet.”

Maar naast de veldbonen ligt een even brede strook waar een mengsel van gras en klaver is ingezaaid, en daar is het beeld een stuk minder rooskleurig. Het barst van de muizenholen. „Nog niet alles gaat goed”, zegt Sukkel, terwijl hij naar een plek wijst waar alleen nog gras staat. „De muizen lijken gek op klaver”, zegt hij. „En ze eten ook van de wortelen”, wijst hij naar weer een strook verderop. „We weten nog niet goed hoe we de muizen onder controle moeten krijgen.”

Vier jaar loopt de proef nu, aan de noordoostelijke rand van Lelystad. Sukkel doet hier, met collega’s van de Wageningen Universiteit & Research, onderzoek naar strokenteelt. Gewassen worden niet als uitgestrekte monocultuur verbouwd, maar naast elkaar, in stroken. Op de akker waar we staan zijn de stroken drie meter breed, en worden er zes gewassen verbouwd, verdeeld over acht stroken: grasklaver, aardappel (een ras dat laat wordt geoogst), wintertarwe, weer grasklaver, veldboon, aardappel (een vroeg ras), ui, peen. En dan weer grasklaver, aardappel… Verderop zijn de stroken vijftien meter breed.

De inzet is hoog. Sukkel ziet strokenteelt als een van de bouwstenen van een toekomstige, duurzame akkerbouw. Met veel meer biodiversiteit. En geen milieuschade meer door bestrijdingsmiddelen en (kunst)mest. De gewasopbrengsten moeten liefst vergelijkbaar zijn met die in de gangbare teelt, of zelfs hoger. De resultaten over de eerste vier jaar komen binnenkort beschikbaar.

Dirk van Apeldoorn agronoom

Inmiddels is het onderzoek uitgebreid. Sinds vorig jaar doen vijfentwintig akkerbouwers mee die strokenteelt al in de praktijk toepassen. Ze zitten verdeeld over Nederland, op verschillende typen grond, werken met verschillende aantallen gewassen en met uiteenlopende strookbreedtes. „We willen de variatie in Nederland vangen”, vertelt agronoom Dirk van Apeldoorn, die het project samen met hoogleraar Erik Poelman coördineert. Gevraagd naar de problemen met de muizen, zegt Van Apeldoorn: „Dat is specifiek voor de Flevopolder. Bij veel andere telers zien we dat niet.”

Smalle stroken Grote variatie gewassen

Vier jaar geleden is Edwin Tigchelaar met strokenteelt begonnen, in Wageningen, waar hij naartoe verhuisde „voor de liefde”. Daarvoor was hij een gangbare boer in de Noordoostpolder. Op zestig hectare land verbouwde hij vooral pootaardappelen en uien. Maar het idee dat hij vooral „voor de bank” aan het werken was – „zoals veel boeren had ik miljoenen aan schulden” – ging hem steeds meer tegenstaan. Hij verkocht zijn bedrijf. In Wageningen heeft hij drie stukjes land in gebruik.

De stroken zijn bij hem relatief smal, 1,6 meter breed. „Ik lever nu aan kleine afnemers, zoals boerderijwinkels. Dan heb je vooral grote variatie in kleine hoeveelheden nodig.” Hij verbouwt zeven gewasgroepen, en binnen elke groep heeft hij meerdere opties. Het koolgewas kan bijvoorbeeld rode kool, boerenkool of palmkool zijn. Het vruchtgewas: suikermais, pompoen, courgette. Elk jaar verplaatst een gewasgroep zich „kriskras” naar een andere strook. „Als ik steeds één strook zou opschuiven, is met deze smalle stroken de kans groter dat ziektes mee verspreiden.” Hij krijgt goede reacties van mensen die langsfietsen. Tigchelaar: „Al die stroken, met die verschillende kleuren, het valt op. Zeg nou zelf, het ziet er toch ook prachtig uit.”


Natuurinclusieve landbouw: Peter Harry Mulder vertelt over zijn akkerbouwbedrijf.

Peter Harry Mulder heeft een akkerbouwbedrijf in Muntendam. Hij heeft een passie voor akkervogels en heeft in de teelt veel aandacht voor de bodem en het bodemleven. Om de bladluis op het gewas te bestrijden gebruikt hij geen insecticide en neonicitinoide meer, maar werkt hij met natuurlijke plaagbestrijding. Hiervoor zaait hij op zijn eigen percelen akkerranden en bloemenstroken in, maar daarnaast werkt hij op gebiedsniveau samen met andere grondeigenaren.