FORMATIE: De personele bezetting en de portefeuilleverdeling van het kabinet-Schoof zijn reden tot zorg
NRC COMMENTAAR
Laat mij uw portefeuilles zien, en ik vertel wie u bent. De portefeuilleverdeling van het aanstaande kabinet-Schoof is een onthullend kijkje in het denken van de vier formerende partijen (PVV, VVD, NSC en BBB). Alle vier hebben ze kabinetsposten gekregen die passen bij hun eigen identiteit. Bijvoorbeeld: de PVV krijgt Asiel en Migratie, NSC Sociale Zaken en Werkgelegenheid (en een staatssecretaris Toeslagen), de VVD Financiën, BBB Landbouw. Opvallend hierbij is dat partijen het in meerdere gevallen volledig voor het zeggen krijgen op een ministerie. Zo krijgt de PVV de minister én staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. BBB krijgt beide posten op het nieuwe ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Op het nieuwe ministerie van Asiel en Migratie komt geen staatssecretaris. Dat dossier is alleen van de PVV’er die minister wordt, naar verwachting Kamerlid Marjolein Faber.
Het is niet helemáál ongebruikelijk dat dat gebeurt, al is het zeldzaam. En in dit geval, met vier partijen die geen onderlinge chemie of enig vertrouwen in elkaar uitstralen, is het een merkwaardige keuze. Juist dit kabinet verdient checks and balances, waarbij partijen voorkomen dat een beleidsdossier in handen van één partij komt. Juist nu de radicaal-rechtse PVV gaat regeren, samen met twee partijen zonder enige bestuurlijke ervaring, is dat hard nodig. Het kabinet-Schoof lijkt nu een kabinet van ‘uitruil’ te worden, vergelijkbaar met het kabinet-Rutte II (VVD-PvdA). Jij krijgt dit, ik neem dat. Dat is, zeker nu, een riskant bestuurlijk experiment.
Langzaam wordt de personele invulling van het kabinet-Schoof duidelijk. Hoewel veel namen nog bevestigd moeten worden en de screening van kandidaten nog bezig is, zijn een paar eerste conclusies te trekken. Ten eerste: dit wordt geen extraparlementair kabinet, maar een conventioneel meerderheidskabinet. Veruit de meeste aanstaande bewindspersonen zijn Kamerlid, of zijn dat geweest. Nieuw is alleen dat de premier geen politieke kleur heeft, en dat de vier partijleiders in de Kamer zitten. Ten tweede: mede om ministers (en de vicepremiers) meer status en profiel te geven, is besloten het aantal ministeries uit te breiden van twaalf naar vijftien.
Bron: Hoe valt dat te rijmen met de voorgenomen bezuinigingen op de Rijksoverheid? Dick Schoof heeft gelijk als hij zegt dat een nieuw ministerie niet per se een eigen gebouw nodig heeft, maar elk ministerie heeft wel een eigen (dure) bureaucratie nodig. Caroline van der Plas (BBB) zei tegen Nieuwsuur dat ze zich „niet heeft verdiept in cijfers en wat het kost”, en dat het bedrijfsleven de kosten wel terug zou verdienen. Dat roept de vraag op hoe serieus deze coalitie de eigen ambities neemt.
Ook verschillende voordrachten zijn reden tot zorg. Dat blijkt wel uit het (al dan niet gedwongen) terugtreden van Gidi Markuszower als minister van Asiel en Migratie. Hij kwam niet door de zogeheten ‘naslag’, het integriteitsonderzoek dat op het laatste moment wordt verricht. De AIVD noemde hem in een brief in 2010 een „risico voor de integriteit” van Nederland, omdat hij betrokken zou zijn geweest bij een organisatie die informatie heeft overgedragen aan „een buitenlandse mogendheid”, waarschijnlijk Israël. En, meer op politiek niveau: hoe moet de benoeming van Reinette Klever (PVV) als minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (‘-hulp’, en niet langer ‘-samenwerking’) uitgelegd worden? Zij wilde als Kamerlid ontwikkelingshulp nog schrappen. De Tweede Kamer houdt nog hoorzittingen met de kandidaat-bewindspersonen, er is reden tot doorvragen.