Klimaatbeleid vergroot ongelijkheid, maar daar is wat aan te doen
Column
Ja, klimaatbeleid kan eerlijker, schrijft Marike Stellinga. Maar de pijn gelijk verdelen voor hoge en voor lage inkomens, is bijna onmogelijk.
Het is bijtend oneerlijk dat de mensen die het minst bijdragen aan het klimaatprobleem de grootste prijs ervoor dreigen te betalen. Arme mensen in arme landen stoten weinig broeikasgas uit, maar krijgen waarschijnlijk te maken met de zwaarste gevolgen van klimaatverandering: droogte, overstromingen.
Ook in welvarende landen krijgt ongelijkheid er door klimaatverandering een wrange dimensie bij. Ook hier belasten mensen met lage inkomens het klimaat minder dan mensen met hoge inkomens. Maar regeringen die vervuilend gedrag duurder maken, lopen grote kans juist de arme mensen daar hard mee te raken.
Grofweg geldt: mensen met hogere inkomens hebben een groter huis, meer auto’s, meer spullen en ze vliegen vaker. Daarom verbruiken ze meer energie en stoten ze meer CO2 uit dan mensen met lage inkomens die zich maar weinig spullen en vliegreizen kunnen veroorloven.
Daarom gedragen veel mensen met een praktische opleiding en relatief laag inkomen zich „significant duurzamer” dan gemiddeld, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau. Opvallend genoeg doen ze dat „terwijl zij de urgentie van het klimaatprobleem juist minder onderschrijven” dan Nederlanders met een hoog inkomen. Het duurzame gedrag komt niet voort maar vanwege een krappe beurs.
Waarom worden mensen met een laag inkomen dan toch harder geraakt als de overheid uitstoot duurder maakt? Ze geven vaak een groter deel van hun inkomen uit aan fossiele producten. De energierekening kan in een rijk gezin twee keer zo hoog zijn als in een arm gezin, maar voor dat rijke gezin vormt het een kleine kostenpost ten opzichte van het inkomen, in het arme gezin juist een grote. Een hogere energierekening komt dus bij lage inkomens veel harder aan.
Feit is: klimaatbeleid dat de ongelijkheid vergroot, is voor velen onacceptabel