Miljardenmeevaller: het begrotingstekort blijkt tien keer zo klein als verwacht
Rijksfinanciën
Het begrotingstekort in 2023 blijkt niet 3 procent, maar slechts een fractie daarvan: 0,3 procent. Maar juich niet te vroeg, waarschuwt het ministerie van Financiën: het merendeel van de meevallers is eenmalig.
De alarmbellen gingen al af. Het begrotingstekort zou vorig jaar uitkomen op 3 procent, luidde de voorspelling begin 2023. Tegen de zomer werd dat bijgesteld, naar 2,2 procent. Toen naar 1,5, nee, 1 procent.
Dankzij het Centraal Bureau voor de Statistiek kennen we nu het definitieve cijfer: 0,3 procent. Anders gezegd gaf het kabinet in het jaar 2023 uiteindelijk 3,5 miljard euro meer uit dan het ontving, vele malen gunstiger dan een min van circa 30 miljard – op een economie van 1.000 miljard euro. Zelfs in het najaar rekende het kabinet er nog op dat het tekort op 18 miljard euro zou uitkomen.
Dat zijn geen marginale verschillen. Wie een tekort van 3 procent noteert, heeft iets uit te leggen in Brussel: de Europese overheden hebben onderling afgesproken dat ze het tekort liever niet boven dat percentage willen laten uitkomen. Een hoog tekort doet daarnaast de staatsschuld oplopen. En kiezers houden van zuinige schatkistbewaarders die het begrotingstekort tot prioriteit maken.
Het zittende kabinet kan dus blij zijn. Waarschuwde de Raad van State in mei vorig jaar nog dat de regeringsploeg „dicht langs de vangrail stuurde” door ruim over zijn grenzen te begroten, nu oogt de eindafrekening die Rutte IV achterlaat als een zonnige route zonder ook maar een obstakel in zicht.