Laat kinderen politiek meepraten over klimaat en stikstof
In de discussie over het Landbouwakkoord ontbreken de stemmen van degenen voor wie het meest op het spel staat: de niet-menselijke dieren en de kinderen. Over dieren schreef ik vorig jaar, dus daar zal ik nu niet op ingaan. Mensenkinderen hebben ook meer te verliezen dan volwassen mensen, en net als dieren worden ze niet erkend als politieke actoren. Hun politieke deelname wordt gezien als onnodig, omdat ze vertegenwoordigd kunnen worden door volwassenen of omdat ze toch niets hebben toe te voegen. Ook worden kinderen vaak niet in staat geacht tot politiek handelen, bijvoorbeeld omdat volwassenen denken dat ze onvoldoende inzicht hebben in politieke kwesties.
De klimaatcrisis laat (net als bijvoorbeeld de coronapandemie, jeugdzorg en onderwijs) zien dat de politieke belangen van kinderen niet altijd samenvallen met die van volwassenen. Opwarming van de aarde, zeespiegelstijging, droogte en verlies van biodiversiteit zullen het leven in de komende decennia steeds moeilijker maken. Mensen die nu worden geboren, of op school zitten, zullen hier veel meer last van krijgen dan degenen die nu in het parlement zitten.
In ons politieke systeem is de kans groot dat kinderbelangen het onderspit delven
In ons huidige politieke systeem is de kans groot dat kinderbelangen het onderspit delven. Omdat politici geneigd zijn de belangen van hun (volwassen) kiezers voorop te stellen en omdat ze over het algemeen niet verder kijken dan vier jaar, wat te kort is voor de verandering die nodig is voor een betere toekomst. Bovendien hebben kinderen een eigen perspectief op het leven, bijvoorbeeld op relaties met andere dieren, of onderwijs. Daarom is het belangrijk dat ze zelf kunnen meepraten.
Het belang van kinderburgerschap wordt op verschillende politieke niveaus al erkend. In de EU-strategie voor de rechten van het kind wordt het recht van kinderen om deel te nemen aan het politieke en democratische leven bijvoorbeeld benadrukt. In Nederland is er een Kinderombudsmens en zijn er verschillende kinderraden en -parlementen. Maar hun adviezen worden vaak niet opgevolgd, en veel politieke invloed hebben kinderen momenteel niet.
Dat ligt niet aan de kinderen en ook niet aan een gebrek aan kennis over kinderpolitiek. Er is veel onderzoek gedaan naar hoe kinderen van verschillende leeftijden verantwoord en veilig kunnen meepraten, en hoe dat inclusief kan worden vormgegeven, want verschillende kinderen hebben verschillende belangen en ideeën. In Ierland wordt bijvoorbeeld gebruikt gemaakt van het ‘Lundy Model of Participation’. Dat heeft vier pijlers: ruimte (een plek om te spreken), stem (kinderen moeten genoeg informatie krijgen en hun meningsvorming moet worden gestimuleerd), publiek (het maakt uit wie er luistert) en invloed (de mening van kinderen weegt democratisch mee). Volwassenen kunnen dit ondersteunen om kinderinspraak mogelijk te maken. Soms bewerkstelligen kinderen trouwens zelf verandering, zoals Greta Thunberg, die met haar schoolstaking een wereldwijde beweging op gang bracht.
In discussies over stikstof en klimaat lijkt het soms alsof belangen uitwisselbaar zijn. De ene groep wil geld blijven verdienen, de andere meer natuur. De aandacht verleggen naar kinderen, en in het verlengde daarvan toekomstige generaties, laat zien dat bepaalde waarden, zoals een schone en gezonde leefomgeving, weerbare natuur, een samenleving gebaseerd op zorg in plaats van economische groei, en solidariteit met anderen (inclusief de andere dieren), niet te ruilen zijn voor andere, maar de basis voor een goed leven voor iedereen. Hoe we daar moeten komen is ook een vraag aan de kinderen. Het gaat tenslotte over hun toekomst.
Eva Meijer is schrijver en filosoof. Ze schrijft om de week een column.