Transavia 737-700 leaving Rotterdam for Nice” by Nicky Boogaard is licensed under CC BY-NC-ND 2.0

Reizen Veelvlieger Arjen van Veelen zegt het vliegtuig vaarwel, hij gaat op reis in eigen stad. „Soms mis ik de wolken van boven met de zon erop. Tot ik bedenk dat ze van onder hetzelfde zijn.”

Lieve mensen van Transavia, sorry dat ik nu pas reageer. „We missen je, Arie Willem, we horen helaas niets meer van je”, mailden jullie me laatst, „ondanks dat we elke week zo ons best voor je doen met de leukste e-mails. Het ligt vast aan ons!”

Het ligt niet aan jullie. Jullie hebben echt je best gedaan. „Goedemorgen Arie Willem, omarm je gevoel voor avontuur!”, schreven jullie. „Arie Willem, beleef een wonderlijke tijd in IJsland! Zet jezelf in vliegtuigmodus!” En zo nog vele tientallen smeekbedes met steeds dezelfde strekking: vlieg met ons mee naar de regenboog.

Al die liefde liet ik onbeantwoord. En nu vroegen jullie me laatst vertwijfeld: „Misschien zoeken we te vaak contact met je of vind je de onderwerpen niet interessant genoeg.” En ik besefte dat ik jullie een verklaring schuldig ben.

Welnu, ik vlieg niet meer. Niet uit vliegschaamte – we kunnen de wereld niet redden op een regime van schaamte, het lied van de nieuwe tijd moet vreugdevol zijn, anders zal niemand zingen. Ook niet uit vliegangst – die had ik juist afgezworen. Evenmin uit geldgebrek – jullie boden me laatst nog tickets aan naar Praag of Kopenhagen voor 29 euro, evenveel als een treinretourtje naar Amsterdam, 2e klas, kost.

Het punt is dat ik mijn lichaam niet meer wil laten katapulteren. Ik wil de laatste jaren ergens zijn waar ik al ben.

Vijftien jaar lang was ik een vliegend mens. Ik begon relatief laat, pas op mijn eenentwintigste werd ik ontmaagd: een budgetvlucht van Amsterdam naar Venetië. Die eerste keer was ik bang en nieuwsgierig. Mijn laatste vlucht is alweer ruim vijf jaar terug, van Dallas naar Schiphol. Toen was ik moe en verveeld.

Sindsdien behoor ik tot het verborgen, gigantische genootschap van mensen die op de grond blijven. Niets bijzonders, naar schatting 80 procent van de wereldbevolking heeft nog nooit gevlogen. In een gemiddeld jaar boekt slechts 4 procent van de wereldbevolking een internationale vlucht, aldus recent Zweeds onderzoek. Zelfs in een rijk land als Duitsland pakt slechts een minderheid van 35 procent weleens een vliegtuig.

Mijn liefde voor het vliegen vertrok op kousenvoeten, meer als een vriendschap die vervaagt en vervaagt. Maar als ik een breuk moet noemen, dan was het de pandemie.

Het ging bij mij hetzelfde als bij die spinnenonderzoeker uit Duitsland over wie iemand me laatst vertelde. Zij vloog normaal gesproken naar het Amazonegebied om onderzoek te doen naar grote enge spinnen, maar ging tijdens de pandemie – noodgedwongen – de petieterige spinnetjes in de achtertuin bestuderen. En deed toen de meest wonderbaarlijke ontdekkingen, zoals dat spinnen lijken te dromen.

Herkenbaar: het besef dat je nooit echt om je heen gekeken hebt.

Vlak voor de pandemie boekte ik bij jullie nog een vlucht. Ik zou toen met een videokunstenaar naar Athene gaan, om in Griekenland het vluchtelingenkamp Moria bezoeken. Die reis ging dus niet door, sindsdien wandel ik door Rotterdam. En de straat biedt zoveel beenruimte.

Ik zag een ijsvogel vliegen in de stad. Ik sprak buren die ik jaren niet had zien staan. En inmiddels weet iedereen dat je voor erbarmelijke omstandigheden in vluchtelingenkampen ook in Nederland terechtkunt.

[…]

Is dat inderdaad niet het probleem van vliegen? Dat we zijn gaan denken dat we het pand bezitten, dat we overal op aarde mogen binnenvallen, alsof we eigenaren zijn?

„Arie Willem, Heb je ook zo’n zin om even weg te gaan?”, vroegen jullie me. Nee. Ik wil mijn buurt verkennen. Opnieuw Dillard: „Waartóé we op aarde zijn geslingerd, zullen we misschien wel nooit weten, maar we kunnen wel proberen te ontdekken wáár.”